Friday, March 20, 2015

Vóór UNESCO en vóór het rendementsdenken


Het lijkt wel of steeds meer mensen “rendementsdenken” een vies woord vinden. En niet alleen de sociale wetenschappers en kunstenaars die er het hardst door getroffen worden. Zelfs Minister Bussemaker van OCW kan het “kennis, kunde, kassa” mantra niet meer uit haar keel krijgen. Want, zo suggereert ze, een geestelijk goed als kennis en cultuur kán niet gereduceerd worden tot een economische waarde. Cultuur en filosofie hebben namelijk ook een maatschappelijke waarde.

Maar wat is die maatschappelijke waarde dan? In een prachtige column beschrijft Bas Heijne het probleem: daar hebben we nauwelijks woorden meer voor. De taal van de cijfers is de enige overgebleven taal. En voor zover we er al woorden voor zouden hebben, ze in het openbaar gebruiken als argument voor het openhouden van een studie Tsjechisch of Latijn durft men niet. Uit angst om publiekelijk voor overheidsgeldverkwister uitgemaakt te worden.

Gelukkig spreken sommigen nog de taal waarmee je kunt uitleggen waarom je ook al weer sommige dingen in stand moet houden ook al kun je er niet direct winst mee boeken. Zoals hoogleraar Irene Zwiep: "Nee, een geesteswetenschapper kan u niet vertellen of het regent op Pluto. Maar hij kan wel uitleggen waarom we het zo moeilijk vinden om op 4 mei NSB’ers te herdenken, waarom Amsterdam ooit een Gouden Eeuw beleefde waar onze toeristenindustrie vandaag de dag nog op draait". Dit soort dingen zijn nuttig om te weten omdat we onszelf er beter door begrijpen. Maar is dat voldoende maatschappelijke waarde dan?

Deze vraag verdient een genuanceerd antwoord. Want er bestaat geen recept waarmee de maatschappelijke waarde van kennis en cultuur exact gemeten kan worden. Maar die waarde kunnen we wel ervaren. Bijvoorbeeld als een museum laat zien hoe de Spaanse bisschop Diego de Landa in 1562 in Mexico vrijwel alle Maya boeken verbrandde om de niet-katholieke Maya cultuur en religie uit te wissen. Of als we dankzij de onlangs overleden Denker des Vaderlands René Gude ineens de link ontdekken tussen een bijna onbegrijpelijke filosoof en ons eigen leven. Dan voel ik heel duidelijk dat ik niet zou willen leven in een maatschappij waarin kennis en cultuur niet een prominente plaats zouden hebben.

Maar pas op: dit gevoel is niet in strijd met het rendementsdenken. Want het rendementsdenken – zoals ik het graag zie – impliceert dat we cultuur en kennis niet blindelings moeten financieren zonder echt te begrijpen waarom. Natuurlijk, kennis en cultuur zijn waarden op zichzelf, maar ik ben het eens met de minister van OCW dat dit niet voldoende is om gefinancierd te worden. Het waarde-argument is een incompleet argument. Want het betreft waarden voor mensen, en dus moeten die waarden op de een of andere manier wél gezien en ervaren worden door mensen. In die zin moeten cultuur en kennis renderen.

Volgens mij is dat een gezonde interpretatie van rendementsdenken: cultuur en kennis moeten voldoende effect hebben op de maatschappij. Dat betekent om te beginnen dat ze voldoende toegankelijk moeten zijn, en dus dat ze voldoende interessant gemaakt moeten worden. Denk dan niet meteen aan volksvermaak of aan een soort MacDonaldisering van kennis en cultuur, maar aan het simpele feit dat een museumcollectie gepromoot moet worden. En even terzijde: er mag best gezocht worden naar de economische effecten van kennis en cultuur. Dat is zelfs dringend nodig. Want hoewel de positieve invloed van cultuur op economie bewezen is, ontbreekt het aan voldoende empirisch onderzoek en databases op dit punt. We hebben hier nog heel wat te leren.

UNESCO helpt deze gezonde interpretatie van het rendementsdenken in de praktijk te brengen. Ik zal de lijst heel kort houden: UNESCO is om te beginnen de enige VN-organisatie die zich inzet voor de bescherming en de promotie van de meest bijzondere stukjes natuur en beschaving die de planeet en de mensheid voortgebracht hebben. Verder ontwikkelt ze momenteel een Aanbeveling waarmee landen gezamenlijk hun musea en collecties (beter) kunnen promoten. En even terzijde: UNESCO’s Institute for Statistics in Canada werkt op dit moment hard aan het empirisch inzichtelijker maken van de relatie tussen culturele sector en de economie.

De VIP-ingang van het UNESCO-gebouw in Parijs, ontworpen door de Italiaanse ingenieur Luigi Nervi naar het model van een nonnenkap.
Maar waar UNESCO ons om te beginnen mee helpt is denk ik de taal die we nodig hebben om te beschrijven waarom zaken als cultuur en wetenschap zo belangrijk voor de mens zijn. Het antwoord op deze vraag is even ontluisterend als eenvoudig: het is een kwestie van menswaardigheid. Cultuur en kennis zijn menswaardig omdat ze onderdeel uitmaken van de definitie van “mens”. Een van de verdiensten van UNESCO is dat ze de internationale gemeenschap ertoe heeft kunnen brengen om deze gedachte serieus te nemen en haar vast te leggen in een constitutie. Gelukkig staat daar dat cultuur en wetenschap “are indispensable to the dignity - of man and constitute a sacred duty which all the nations must fulfil in a spirit of mutual assistance and concern”. Want gek genoeg willen we dat nog wel eens vergeten. 

Twitter: @Oosterenvan